Hoofdstuk XI (1 oktober 1994 (start als zelfstandige) tot 1 januari 2000).

Hoofdstuk XI, de periode van 1 oktober 1994 (start eigen onderneming) tot 1 januari 2000.

1. De situatie thuis.
Ik woonde de gehele periode aan het adres Heesterlaan 19 te Haren. Ik was sinds 14 december 1991 feitelijk gescheiden en sindsdien was ik weer geheel alleenstaand. En het beviel me prima. Mijn drie kinderen hadden alle drie een kamer bij mij, waar ze om het andere weekend, en ook wat vaker soms, en in de helft van de vakanties waren of konden zijn. Ik had bewust tegen mijn vertrek bij KPN in 1994 alle sinds voorjaar 1992 gekregen nieuwe vriendinnen weer afgeschaft, voor zover ze mij niet eerder hadden afgeschaft. Daar is geen enkele ruzie of probleem mee gepaard gegaan en bovendien was ik grotendeels met de plaatselijke en regionale politiek gestopt. Ook familie- en vriendenbezoek heb ik een tijdje op een zeer laag pitje gezet. Dit alles om mijn handen en hoofd zoveel mogelijk vrij te hebben om aan mijn nieuwe onderneming te kunnen wijden. Wat wel gewoon doorging waren mijn verplichtingen tegenover mijn kinderen, hoewel ik vanaf eind 1994 niet meer bij hun moeder verhaaltjes heb voorgelezen, en ik ze niet meer naar school bracht of naar het zwembad. Dat kon alleen daarom al niet omdat ik vanaf die 1e oktober 1994 kantoor hield in Amsterdam. Daarover bij ‘werk’ meer. Wel bracht ik ze nog regelmatig in de weekends naar scouting op zaterdagmiddag of naar paardrijden op zondag. En uiteraard had ik mijn kinderen nog om het andere weekend, plus extra weekends, als Marianne extra verhinderd was, en in de helft van de vakanties. In januari 1998 ben ik met Charlotte de diverse scholen voor VWO langsgeweest: Zernike, Maertens en Praedinius om een keuze te kunnen maken voor haar school voor voortgezet onderwijs. Ze kreeg een VWO-advies van de Brinkschool mee. Ruzie met Marianne, die een gymnasium maar helemaal niks vond. Wat moet je met die dode talen? Jammer voor haar kinderen dat Marianne dom geboren is, ze kwam nooit verder dan de MAVO, en daarna nooit meer iets heeft bijgeleerd. Dat ging dus ten koste van haar kinderen, maar daar had Marianne blijkbaar geen enkel probleem mee. Het werd dus het Zernike voor Charlotte, hoewel dat volgens alle net gepubliceerde onderzoek de slechtste school van alle mogelijkheden in Haren en omgeving was. Het was namelijk lekker makkelijk voor moeder, omdat deze school het dichtste bij was. Dat is blijkbaar voor Marianne het enige criterium geweest: lekker dichtbij. Nog dommer kun je dat niet beslissen.


1995 (?).

2. Werk.

In mei 1995 kreeg ik nog een bonus van KPN over het deel van 1994 dat ik nog in dienst was. Volgens mijn voormalige baas – Roel Schulting – was het zeer uitzonderlijk, en ik meen zelfs voor het eerst, dat iemand die eigener beweging bij KPN vertrok, toch zijn bonus kreeg. Een bonus van fl 8.000,– bruto was dan natuurlijk wel een grote want totaal onverwachte verrassing, waarmee ik uiteraard heel blij was. Daar staat tegenover dat mijn opvolger die ook naar eigen zeggen niet echt geslaagd was in mijn oude baan, na een volgend en eveneens mislukt avontuur elders bij KPN, vertrok met een vertrekpremie van fl 400.000,– bruto. In diezelfde tijd vertrok ook mijn voorlaatste baas bij het postdistrict Den Haag met een premie bij KPN, die eveneens in de tonnen liep. Ik blijf het uiterst merkwaardig vinden dat degene die ruimschoots zijn ambitieus gestelde doelstellingen haalde, daarvoor extra fl 8.000,– kreeg en degenen die mislukten, met een bedrag van in de tonnen naar huis gingen.


De toekenningsbrief.

Op de overgang van KPN naar volgend werk, dus al voordat ik echt weg bij KPN was, hebben diverse partijen, waaronder enkele reclamebureaus, gepoogd om mij in te lijven, met mijn succesvolle imagoformule. Dat werden vreselijk moeilijke onderhandelingen, waarbij ik werd bijgestaan door de fiscalisten en juristen van Ernst en Young en de tegenpartijen door andere adviseurs. Ook moest regelmatig toestemming voor een bedachte constructie uit Amerika komen, omdat die bureaus Amerikaanse moeders hadden. Om een lang verhaal kort te maken: we konden geen enkele constructie verzinnen die zowel voldoende mijn belangen als de belangen van die bureaus zouden dienen. Elke constructie ging uiteindelijk ten koste van een van beiden of zelfs allebei. Wel was ik intussen een vermogen aan juridische en fiscale kosten kwijt. Achteraf bezien was dit dus een verkeerde keus, om zo’n constructie überhaupt te willen overwegen. Een headhunter waarmee KPN toen samenwerkte, een zekere Peter Hendriks, van zijn bureau United Consultants to Management (UCM), bood me aan om geheel om niet gebruik te maken van een kamer in zijn kantoor in Amsterdam-Zuidoost. Zelfs kreeg ik – eveneens geheel om niet – een secretaresse toegewezen, die mijn telefoon kon beantwoorden, de agenda kon beheren en dergelijke meer. Daar heb ik toen inderdaad gebruik van gemaakt vanaf de start op 1 oktober 1994 tot in het voorjaar van 1995, de precieze datum is niet overgeleverd. Vanaf de zomer van 1995 kreeg ik een eigen kantoor in Maarssen, met twee eigen medewerksters. Het ging dus blijkbaar goed. Opdrachten van KPMG, Delta Lloyd (beide voor de selectie van academici), het Openbaar Ministerie (werving en selectie van Officieren van Justitie) en de Hogeschool Holland (HH). In juni 1996 begon een grote opdracht voor ASML in Veldhoven: het verbeteren van hun aantrekkelijkheid voor pas afgestudeerde universitairen, en het verbeten van hun selectieproces. Curiositeit is nog dat we in Maarssen langdurig een kopieerapparaat van Rank Xerox huurden, zeker tot eind 1996. Dat was toen nog een doodgewone kantooruitrusting. We hadden wel computers en ook printers, maar zoiets als scannen of kopiëren met een printer bestond nog niet.

Uit deze periode ben ik veel stukken kwijtgeraakt. Het is haast ondenkbaar dat ik stukken werkelijk op eigen initiatief heb weggegooid, dus dit blijft nog even een raadsel. Op de bodem van een doos met allemaal technische spullen (stekkers, snoeren, haken, etcetera etcetera, vind ik plots, in maart 2018, een complete bundel stukken over 1996, waarvan sommige doorliepen tot in 1998.

Interessant hiervan is een ‘voorlopig overzicht’ van de jaarrekening van 1996 ten behoeve van mijn toenmalige bank: ABN-AMRO. Dat moet dus een stuk van eind 1996 of begin 1997 geweest zijn.

Dat stuk geeft wel een goed inzicht waar ik in elk geval in 1996 mee bezig was en wat het voorstelde. Vandaar dat ik het hier toch reconstrueer. Bedragen waren uiteraard nog in guldens.

Omzet:

PTT Post:                      79.778,36

PTT Telecom:               28.200,–

KPN Holding:                21.150,–

ANWB travelcom          67.756,38. Dit was een 50% dochter met KPN voor de verkoop van mobiele telefoons, waarvan Han Kusters, afkomstig van de ANWB, de Directeur was, die later naar de Hogeschool Holland in Diemen ging. Hij belde me van daaruit – ruim nadat mijn opdracht voor de ANWB voorbij was – op voor de grootste opdracht later die ik ooit zou krijgen en die doorliep tot in 2001.

Openbaar Ministerie   101.813,75

VNU                                  6.627,–

KIRBY                                7.355,98

ASML                             82.485,00

Totaal:                           395.166,45

Uiteraard dit alles zonder de BTW.

Na aftrek van salariskosten, bureaukosten, reiskosten e.d. resulteerde dit in een persoonlijk inkomen van 68.478,76.

Aangezien ik nog een definitieve aanslag Inkomstenbelasting over 1995 vond, gedateerd eind 1997, met een aanslag van 0 (nul) guldens, en een restant van onverrekende verliezen van ongeveer 13.000 gulden,  moet dat dus betekenen dat ik achtereenvolgens in 1994 nog een heel goed financieel jaar had, voor een belangrijk deel nog in dienst van KPN, in 1995 een verliesjaar was, hoewel ik me veel schuld uit die tijd niet herinner, 1996 het eerste jaar als zelfstandige werd dat een duidelijke winst maakte, waarvan ik ook kon leven, 1997 en 1998 nog niet helder zijn, 1999 een heel goed en zeer winstgevend jaar werd, maar in elk geval het jaar 2000 mijn topjaar werd met een omzet van dicht tegen de miljoen gulden. Ook 2001 was nog flink winstgevend, maar toch een stuk minder dan 2000.

Op 1 september 1999 werd het onder mijn verantwoordelijkheid ontworpen en ingerichte softwaresysteem voor studenten en medewerkers van de Hogeschool Holland opgeleverd. Dat was exact op de lang tevoren afgesproken datum, binnen het gegeven budget en met realisering van alle tevoren geinventariseerde functionele wensen. Dat verbaasde iedereen, zelfs de leiding van de softwareleverancier People Soft. Deze projecten bij de overheid (en daarbuiten) lopen overal uit de hand qua budget en/of timing en indien gerealiseerd, kan het systeem ook nog niet doen wat bedoeld was. Hiervoor heb ik veel lof geoogst. Zo’n soort project had ik nooit eerder gedaan en dat kon ik nu dus ook. Ook heb ik uiteraard getracht KPN als klant te krijgen en daartoe heb ik aan een hele rij verantwoordelijken, die ik uiteraard allemaal goed kende en zij mij, bezoeken afgelegd. Het leverde bij KPN Telecom een opdracht op voor een onmogelijke functie, waarop al diverse bureaus hun tanden stuk hadden gebeten, maar waar het mij wel lukte een geschikte kandidaat te vinden.  Dat was overigens voor Telecom geen reden om mij meer werk te gunnen. Mijn vorige baas, inmiddels weer bij Telecom werkzaam, Peter Woltman, gaf voor miljoenen aan wervingsopdrachten aan externe bureaus weg, maar daar heb ik geen stuiver van gezien. KPN heeft me op geen enkele manier geholpen om een succes van mijn tent te maken. Dat geeft natuurlijk wel het goede gevoel dat ik toch wel succesvol werd, ook zonder veel hulp van KPN. Van Post kreeg ik nog de opdracht advies te geven over de inrichting van hun wervings- en selectie- organisatie en voor het organiseren van hun hbo-selectie.  Na mijn vertrek kreeg ik dan eerst nog wel een bonus van 8000  guldens, hetgeen blijkbaar zeer uitzonderlijk was voor een PAO-er die zelf was vertrokken, maar toen in dezelfde tijd afscheid moest worden genomen van een persoon die ik bij Post was opgevolgd, trok KPN wel de portemonnee voor enkele tonnen. Hij had het blijkbaar niet goed gedaan en ik wel, en daarom kreeg de mislukte manager enkele tonnen mee en de geslaagde manager enkele duizenden euro’s. Erg zuur allemaal. In de jaren daarna kreeg ik nog opdrachten van onder andere: Shell in Den Haag, de Hogeschool Holland in Diemen, ASML in Veldhoven, alsmede enkele keren van Post (hbo-selectieproces); van Telecom: één onmogelijke functie, die al een jaar lang niemand had kunnen vervullen en ik dus uiteindelijk ook niet, Kirby stofzuigers (verkopers), VNU (uitgevers) en het Openbaar Ministerie voor de werving en selectie van ervaren Officieren van Justitie. Waarschijnlijk in de loop van 1998 verliet ik het pand in Maarssen en bleef ik voorlopig mijn werk vanuit Haren, mijn huis verrichten. Ik had geen ondersteuning en eigen kantoor meer nodig en de omzet bleef en groeide zelfs. Bij een acquisitiebezoek bij Peter Woltman, mijn voormalige baas bij KPN, op 6 oktober 1999 heb ik hem op glasheldere toon verweten dat hij in alle afgelopen vijf jaren nog geen enkele wervingsopdracht aan mij had gegund, terwijl hij intussen voor vele miljoenen aan dit soort opdrachten aan andere bureaus had gegeven. Hier knapte het definitief tussen ons. Op dinsdag 30 november 1999 wordt Invictus een b.v.

Websites. Vanaf het najaar van 1999 kreeg ik websites. Als eerste hoogstwaarschijnlijk voor Qatraze, toen nog voor ‘persoonlijke dienstverlening’ of ‘als reisbureau. De eerste privéwebsite moet ook van deze tijd zijn geweest: klanten van Ziggo konden ‘gratis’ een eigen website bouwen en dat heb ik ook gedaan. Het moet www.koosvanleeuwenathome.nl zijn geweest, of iets dat daar dichtbij lag. Pas jaren later is er ook een website voor Invictus b.v. gekomen.  Op de pagina met statistieken op deze website staat een schatting om hoeveel bezoekers (bij benadering) het gegaan moet zijn.

3. Vakanties.
Van de jaren 1995, 1996 en 1997 heb ik geen aantekeningen in mijn agenda’s staan, maar ik ben ongetwijfeld met mijn kinderen op vakantie geweest. Zuid-Frankrijk en Italië staan me bij van deze periode. In 1998 was de vakantie van 4 tot en met 23 augustus. Alleen de eerste nacht ligt vast: het Golden Tulip Hotel in Born, Limburg. Ongetwijfeld waren we op weg naar Zuid-Europa. Zondagmorgen 1 augustus 1999 haalde ik een Ford Windstar op, waarmee ik met vakantie met mijn kinderen ben geweest, via Zuid-Frankrijk overgestoken naar Corsica, rondrit Corsica, overgestoken naar Sardinië, rondrit Sardinië, overgestoken naar Rome. Daar onder andere het Vaticaan bezocht, alsmede het Colosseum. Vandaar naar het noorden, naar Venetië. Onder andere gondelvaart. Van Venetië via Oostenrijk naar Zuid-Duitsland. Vlak over de Oostenrijks/Duitse grens pizza gegeten en overnacht. Toetje na de pizza was ijs dat bij het opdienen al flink aan het smelten was. Alle vier kregen we de hele nacht diarree en waren we ziek. Dokter, apotheek, spuitje en pilletjes. Uiteindelijk was iedereen zondag 15 augustus weer thuis.

4. Familie, vrienden en vriendinnen.
Bij afwezigheid van mijn agenda’s 1996 en 1997 is over familie en vrienden in die jaren niets vastgelegd of terug te vinden. Het enige dat ik met zekerheid kan melden is dat ik deze periode nog wel heel af en toe bij mijn moeder langs ben geweest. Wel had ik de bewuste strategie gekozen om vanaf de start van mijn zelfstandigheid, 1 oktober 1994, met alle vriendinnen te stoppen, als zij al niet met mij gestopt waren. Met Theo de Graaf en met hem Ad van Bree en Johan Rolf (de club van vier) had ik nog wel enkele keren per jaar een dinerafspraak. Met Arnold Pouls, een voormalige medewerker van me die inmiddels in Breda of Tilburg woonde, heb ik meerdere afspraken gehad met plannen voor een gezamenlijke onderneming. Met Joline Luyckx en Karin Stavast ging ik nog wel af en toe uit eten, maar deze relaties waren allebei 100% platonisch.

Op maandagmorgen 2 januari 1995 werd ik op mijn kantoor in Amsterdam gebeld door Carin van de Craats, van de tijd dat we samen leider waren bij de Wegelaergroep. Die had ik bijna twintig jaar, sedert februari 1975, niet meer gezien of gesproken. (Afgezien van die ene keer aan het graf van Loek Leeuwenburgh in 1988). Zij meldde mij dat de oude Reinier Kerner ernstig ziek in het Bronovoziekenhuis in Den Haag was opgenomen en niemand nog wist hoe lang hij nog te leven had. Zij – als vertegenwoordiger van de voormalige leiding van de Wegelaergroep – stemde met Reiniers neef Bart Kerner namens de familie Kerner – de bezoeken aan de zieke Reinier af, zodat het aan zijn ziekbed niet te druk zou worden. Dus als ik er belangstelling voor had om eens bij de zieke Kerner op bezoek te gaan, dan moest dat via haar. Ze vroeg dus of ik belangstelling had hem te bezoeken en eventueel ook wanneer het me dan zou schikken. Kerner was de man aan wie ik zoveel te danken heb gehad. Vanzelfsprekend wilde ik hem bezoeken en wat mij betreft dezelfde avond nog, al was het maar omdat het elk moment de laatste keer kon zijn. Maar dezelfde avond kon volgens Carin helaas niet. Die avond was al bezet. Wel kon de volgende avond, dus dinsdagavond 3 januari 1995, het bezoek zijn. Akkoord wat mij betreft. Aangezien het bezoekuur om 19.00 uur begon, bood Carin mij aan om bij haar thuis eerst iets te eten en dan gezamenlijk naar Bronovo te gaan. Dus was ik de volgende avond om een uur of zes bij haar thuis in Rijswijk, met onze eerste ontmoeting sinds 20 jaar, aten een warme hap en togen vervolgens naar Bronovo. Daar lag Reinier dus op de IC, aan allerlei apparatuur vast en was niet aanspreekbaar. Ik ben na afloop weer met Carin mee naar Rijswijk gegaan, omdat daar mijn auto stond. We hebben ongetwijfeld bij haar thuis nog wat nagesproken, over hoe het haar en mij de afgelopen twintig jaar vergaan was, maar daarna ben ik wel weer naar mijn hotel in Amsterdam gereden. Ik begreep dat ze intussen een aantal jaren had samengewoond met een zekere Jan Korrubel (spelling onzeker), maar dat deze een aantal jaren eerder onverwacht was overleden. Ze was alweer enkele jaren vrijgezel, net als ik. Omdat de gezondheid van Reinier Kerner zo zwak was en niemand wist hoe lang het nog kon duren ben ik vanaf dit moment zeker twee maal per week op bezoek in Bronovo geweest, telkens via en met Carin. Er is een moment gekomen dat ik na afloop van het bezoek aan Reinier bij haar bleef slapen. Wellicht al vanaf half januari 1995, maar in elk geval vanaf begin maart 1995 was dat het geval. Op 17 maart 1995 werd Reinier Kerner als genezen ontslagen uit het Bronovoziekenhuis en vanaf dat moment waren dus uiteraard ook de regelmatige bezoeken aan hem voorbij. In deze periode heb ik niet geweten welke oud-leiders en -leidsters er in deze periode nog meer bij Reinier op bezoek zijn gegaan. In de maanden na de ziekenhuisperiode van Reinier ben ik nog met regelmaat langs Carin gegaan en heb daar ook overnacht. In die tijd begreep ik van haar dat behalve wij ook de tweeling Peter en Paul Jacobs bij Reinier op ziekenbezoek is langs geweest, alsmede Ria en Gerard Gutz – Wegner, maar verder geen andere voormalige leiding. In juni 1995 is er op initiatief van Peter Jacobs nog een etentje georganiseerd, met het echtpaar Kerner en allen van de groep die tijdens zijn ziekteperiode op ziekenbezoek waren geweest. Dat waren dus Carin, de gebroeders Jacobs, Ria en Gerard Gutz-Wegner en ik. In december 1995 moest Kerner opnieuw met spoed worden opgenomen, maar er was in de Haagse ziekenhuizen voor hem op dat moment geen plaats. In Leiden, onderweg naar het LUMC, is hij in de ziekenauto overleden. Woensdag 13 december 1995 werd hij begraven. Bij die gelegenheid heb ik nog als enige namens de groep, het woord gevoerd. Ook Carin, de Jacobsen en de Gutzen waren op deze uitvaart aanwezig. Aan de hotelrekening kan ik zien dat ik voorafgaand aan en na afloop van deze gebeurtenis heb overnacht in mijn hotel in Maarssen. Daarna heb ik nog regelmatig bij Carin overnacht, grofweg eenmaal per veertien dagen, af en toe gecombineerd met een bezoek aan de weduwe Kerner, maar vakanties en dergelijke had ik deze periode uitsluitend nog samen met mijn kinderen. Tussen half april 1996 en eind juni 1996 heb ik nog zeker tien keer getankt, gegeven zeker tien tankbonnen, allemaal in de buurt van Den Haag, die ik nog vond. Op zaterdag 1 juni 1996 was er een reünie van de Wegelaergroep. Die was voorbereid door het koppel Carin van de Craats / Jantine Hansen. Jantine was ook een oud-leidster van de groep. Carin met Jantine leek daarom ook zo’n mooi koppel, omdat Jantine bij de groep kwam, twee dagen nadat Carin er in 1974 was vertrokken. Dus Carin ging over de periode van de oprichting in 1946 tot haar vertrek in 1974 en Jantine over de periode vanaf 1974. Dat er voor deze reünie heel andere motieven waren dan op het eerste gezicht leek, had ik toen nog niet door en daar kreeg ik pas meer helderheid over in en na 2011. Ook deze gebeurtenis komt dus later nog opnieuw ter sprake. Heel kort voor deze reünie overleed mijn ex-schoonvader Cor de Kemp, die na mijn tijd jarenlang groepsvoorzitter van de Wegelaergroep was geweest en ik kwam daardoor iets later op de reünie binnen. Ik kreeg (dus?), toen ik binnenkwam bij de reünie, geen deelnemerslijst, geen consumptiebonnen, geen aanbod om in te tekenen op het nog te verschijnen herdenkingsboek, geen informatie met nieuwsbrief over de stand van zaken bij de groep en ook geen formuliertje om donateur te worden, terwijl voor iedereen die zich had aangemeld bij de ingang een pakketje met zijn of haar naam erop klaar lag. Mijn pakketje zou er dus ook geweest moeten zijn en dan na afloop ook moeten zijn overgebleven. Maar ondanks het feit dat Carin de bijeenkomst had georganiseerd en ik regelmatig met haar omging heb ik (de stukken die in) dit pakketje (hebben gezeten) pas gezien in de jaren na 2011 en ben toen – door de inhoud – voor grote verrassingen gekomen. Blijkbaar mocht ik een en ander in 1996 nog niet weten. Daarover dus ook later meer. Na die reünie, op 20 augustus 1995 is er op initiatief van Carin een etentje bij Istana in Den Haag geweest, met eerst verzamelen bij Carin, waar behalve zij en ik ook aanwezig waren: de gebroeders Peter en Paul Jacobs en hun neef Rob Rapmund. Dit moet de oprichtingsbijeenkomst geweest zijn van wat daarna de Antilopengroep werd genoemd, en waarvan ook nog deel uitmaakten Gerard Laanen, Paul Oomen en Wilbert Nieuwstraten. Bij de voorbijeenkomst bij Carin thuis werd mij verteld dat bij de reünie was gebleken dat de groep er financieel heel slecht voor stond. Ik wist van niks, er was mij helemaal niets gebleken, omdat ik immers het welkomstpakketje met o.a. deze informatie niet had gekregen. Mij werd dus de situatie uitgelegd, waarvan de anderen al op de hoogte waren. Maar ook toen kreeg ik de gemiste stukken nog niet. Het idee was om een soort klankbordgroep te vormen, om de huidige leiding van de Wegelaergroep bij te staan in het besturen van de groep en het verkrijgen van voldoende financiën. Deze Antilopengroep kwam enkele jaren tot zeker 2003 vier tot zes keer per jaar bij elkaar. In 2003 nog twee keer en vanaf 2004 nog maar een keer per jaar tot en met 2010. In 2011 kwam het er niet meer van, als gevolg van de ontdekkingen over de Wegelaergroep die ik vanaf maart 2011 had gedaan. De Antilopengroep heeft met al haar bijeenkomsten helemaal niets voor de Wegelaergroep betekend. Het heeft de Wegelaergroep geen cent opgeleverd en de groep heeft ook geen enkele bestuurder geleverd en zelfs geen enkel bestuurlijk advies gegeven. Er bestond dan ook nauwelijks tot geen contact met mensen van de Wegelaergroep. Het hele bestaan van de Antilopengroep heeft geen enkele zin gehad. Dat de Antilopengroep in werkelijkheid een heel andere reden van bestaan heeft gehad werd mij pas in 2011 en de jaren daarna duidelijk. Daarover ook weer vanaf 2011 meer. Zondag 6 december 1998 ontmoette Marianne, mijn ex, Jan Zandberg, die haar tweede echtgenoot zou worden. Vanaf die datum – 6 december 1998 – stopte elke informatie van Marianne aan mij over onze kinderen. Ik kreeg geen informatie meer over ouderavonden van school of hobby’s van de kinderen, geen schoolfoto’s, geen schoolrapporten. Bovendien betrok ze me bij geen enkele beslissing over de kinderen. Zoals zakgeld, kleedgeld en keuzes op school. Dat besliste Marianne helemaal alleen, zonder mij daarover te informeren.  Helemaal niets meer. Blijkbaar beschouwde ze Jan Zandberg voortaan als haar partner met wie ze alles met en over de kinderen besprak en met wie ze naar ouderbijeenkomsten ging. Aanvankelijk had ik dat helemaal niet door. Je weet namelijk niet wat je niet weet. Niet eerder dan in de lente van 1999 begin ik door te krijgen dat ik informatie had gemist en ook toen begreep ik het nog als een opgetreden misverstand. Dat kan gebeuren. Later kwamen er meer ‘misverstanden’ aan het licht, totdat ik doorkreeg hoe de vork in de steel zat.

Op 22 december 1998 overleed na een lang ziekbed, Jeanne Kerner, de weduwe van Reinier. Op haar begrafenis op 28 december ben ik niet geweest, omdat er vanwege het slechte winterweer onderweg naar Den Haag op meerdere plaatsen lange files stonden.

5. Politiek.
Eind 1994 was ik gestopt als afdelingsvoorzitter van Haren van D66, met opvolger Flip van Hasselt, en woensdag 8 maart 1995 waren er verkiezingen voor Provinciale Staten, waarvoor ik dus geen kandidaat meer was. Voor de Tweede Kamerverkiezingen van 6 mei 1998 was ik nog kandidaat Tweede Kamerlid voor D66, op de 46e plaats.  Lijsttrekker voor D66 was toen (Minister) Els Borst, die later werd vermoord. Een andere kandidaat, op plaats nummer 39 was nog de Harenaar en D66-er Michiel Verbeek, tot eind 2018 nog wethouder voor D66 in de gemeente Haren. Ik heb nog eens de stemresultaten van deze verkiezingen opgezocht en gevonden. Ik was- dat is me  in 2018  pas gebleken –  slechts kandidaat in 5 van de 20 Nederlandse kieskringen. Dat betrof de Provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Flevoland. In de overige provincies kon men dus niet op mij stemmen. Vraag me niet waarom. Het zal mogelijk er iets mee te maken hebben gehad dat de volgorde van de lijst werd bepaald door de D66-stemmers, na verkregen advies van de verkiezingscommissie. Vanaf een bepaalde plaats is dan kennelijk een stemmogelijkheid gegeven voor zogenaamde ‘regionale’ kandidaten. Als dit zo was, hetgeen ik sterk vermoed, is dat uiteraard een heel bedenkelijk criterium geweest.  Het zou de partij – elke partij – er natuurlijk om hebben moeten gaan om zoveel mogelijk stemmen te halen, ongeacht de regio waar iemand  woonde. De partij had met mij al resultaten van verkiezingen in de verkiezingen voor gemeenteraden (Bodegraven) en Provinciale Staten (verkiezingen 1991 en 1995) en daarvan had men al kunnen weten dat ik de meeste of op één na meeste voorkeurstemmen haalde van alle D66-kandidaten, ook buiten mijn regio van toen. Achteraf kon ik dus eens bezien hoe dat nou voor die Tweede Kamerverkiezingen heeft uitgepakt. Uiteraard kon ik mijn eigen voorkeurstemmen alleen vergelijken met anderen in de 5 kieskringen waarin kon worden verkozen. Uit Haren waren medekandidaat (en landelijk verkiesbaar) Olga-Scheltema, 9de op de landelijke lijst (jarenlange ervaring als Tweede Kamerlid en landelijk bekend), Michiel Verbeek 37e op de lijst in alle regio’s (jarenlange ervaring als raadslid en wethouder van Haren, regionaal zeker ook goed bekend), en buiten de regio nog even met Arthie Schimmel, 10e ook de landelijke lijst (jarenlang Kamerlid, landelijk bekend en ex-stafmedewerker van KPN voor emancipatie, om die reden ook landelijk bekend), zeker ook in mijn regio. Het aantal voorkeursstemmen van deze mensen in de kieskringen I tot en met V in totaal was :

  1. Olga Scheltema, Haren, kreeg 1729 voorkeurstemmen en werd dus met straatlengtes verschil winnaar in deze vergelijking; ze kreeg de 9e plaats op de lijst en mocht ook landelijk meedoen
  2. Koos van Leeuwen, Haren, kreeg 196 voorkeurstemmen, werd 46e op de lijst en mocht alleen regionaal meedoen.
  3. Arthie Schimmel, al jaren lid van de Tweede Kamer, kreeg 169 voorkeurstemmen, werd 10e op de lijst en mocht ook landelijk meedoen.
  4. Michiel Verbeek: Haren, kreeg 92 voorkeurstemmen, werd 37e op de lijst en mocht ook landelijk meedoen.                                                                                                                       Voor mijn doen had ik slechts weinig voorkeursstemmen gekregen. Voor de provincie Groningen alleen had ik er steeds meer dan 500 gehad. Bij een landelijke inzet had ik in alle andere provincies ongetwijfeld ook voorkeurstemmen gekregen. Ik was immers om meerdere redenen landelijk bekend en had al eerder ook buiten de eigen regio voorkeurstemmen opgehaald.  Ik weet overigens alleen van mezelf dat ik geen enkele campagne voor mezelf heb gevoerd en ik ook nergens ben opgetreden op verzoek van de partij.  Hoe dat met de andere kandidaten zat weet ik niet, maar ik mag toch aannemen dat Arthie Schimmel, 10e op de landelijke lijst wel voor de partij bij de verkiezingscampagne actief is geweest.                                                                                                                                                                 Is het nu duidelijk waarom ik D66 vaarwel zei? Hoewel ik tot aan de volgende verkiezingen formeel nog rechten hieruit had, als alle voorgaande kandidaten zouden uitvallen, heeft dit uiteraard verder geen betekenis gehad. Dus kort na deze verkiezingen was de politiek actieve periode in mijn leven voorbij. Ik bleef nog wel enige tijd gewoon en verder slapend en snurkend lid van D66.

6. Allerhande.
Op zaterdag 10 februari 1996 kwam ik vlakbij mijn huis aan de Heesterlaan door een roekeloze automobiliste ten val, waarbij ik mijn rechterenkel flink verstuikte. Carin zou of al langskomen of is voor de gelegenheid langsgekomen, want ik had op dat moment een opdracht bij TPG (tegenwoordig PostNL) aan de Maanweg in Den Haag, voor hun HBO-campagne, en ik kon amper nog lopen.
Met Carin ben ik dus naar Rijswijk gegaan en TPG was zo goed om me ’s morgens vroeg van de Rembrandtkade op te laten halen en aan het eind van de dag weer terug te brengen. Ik verbleef dus zeker een week bij Carin. Donderdagavond 15 februari 1996 kwam plots en voor mij compleet onverwacht Peter Jacobs bij Carin langs, die ons beiden voor een etentje uitnodigde bij C’est moi in de Herenstraat te Rijswijk. Waarschijnlijk maar niet zeker was ik ook het volgende weekend nog bij Carin en in elk geval de volgende week vanaf maandag 19 februari de hele week weer wel. Daarna ben ik vanaf huis of een hotel gaan werken. Ook weer in 2011 begreep ik pas waarom dit bezoek van Peter Jacobs aan Carin op die 15e februari plaatsvond en waarom we die avond uit eten zijn geweest.

Op vrijdag 1 maart 1996 kreeg ik mijn eerste mobiele telefoon als particulier, 0652700729. Ik had er ook al een gehad in mijn KPN-tijd, maar deze was uiteraard van de zaak (KPN). Die van 1 maart 1996 betaalde ik zelf. Het was nog een autotelefoon, die men wel uit de auto kon halen en ermee kon gaan lopen, maar dan had je in je ene hand een looiege telefoon en in de andere hand sjouwde je nog een accu mee zo groot als een kleine schoenendoos. Plus een flinke antenne. Zowel de beide Kerstdagen 1996 als de jaarwisseling 1996/1997 was ik nog alleen, althans had ik niet met Carin afgesproken. Later zou ik dit soort dagen enkele jaren lang doorgaans met Carin doorbrengen. Van maandag 20 tot en met woensdag 22 april 1998 was Carin opgenomen in Bronovo. Ik ben niet op ziekenbezoek geweest, omdat ik hiervan niet op de hoogte was. Ook hiervan begreep ik het waarom pas vanaf maart 2011. Op 7 juli 1998 heb ik de auto afgeschaft en begon een maandnetkaart bij NS. Dan kon ik onbeperkt met de treinen van NS rijden. Daar ben ik op 26 november 1998 weer mee gestopt en ben overgestapt op een huurauto van de firma Kuperus in Hilversum, doorgaans een VW Golf. Nadat ze elkaar op 6 december 1998 voor het eerst hadden ontmoet, trok Jan Zandberg bij Marianne in vanaf 1 maart 1999. Volgens de door mij met Marianne bij onze echtscheiding gemaakte afspraken mochten ze daar dan tot 1 september 1999 voor mijn rekening blijven wonen. Op 6 december 1999, precies een jaar na hun eerste ontmoeting trouwen Marianne en Jan Zandberg met elkaar. Meerdere weekends na elkaar die hierop volgden waren onze kinderen bij mij.

Laatste wijziging: 15 juli 2024. Deze pagina is nu wel zo ongeveer af, maar zal wel, met flinke tussenpozen, nog wel eens worden nagekeken op recentere ontdekkingen.